HOE JOZEF MARIA MET KLARE WOORDEN TROOST Maria zo jong en onervaren, zoals ze zelf zegt. Zo nietig en klein, bang over wat er gebeuren gaat, deelt haar onzekerheid met Jozef haar man. Omdat ze, zoals alle moeders op deze wereld, soms opziet tegen de bevalling van haar kind dat ze, vanwege de inschrijving, al trekkende in d’n vreemde, draagt. Een Maria vol innerlijke vreugde. Maar ook de ogen met smart gevuld. Kan dat bij Maria, die alles meemaakt. Die genezeres is van alle smarten?
De wonderlijke geboorte is, volgens de prachtige volkse transformatie van het Kerstverhaal in Het Kindeke Jezus in Vlaanderen van Felix Timmermans, niet alleen hemels en verheven; hij heeft alle trekken van de twijfel die een moeder heeft bij het krijgen van een kindje.
En daarover praat ze met haar man, die door zijn oudere leeftijd, kan terugvallen op wijsheid en begrip. Jozef is géén man die veel praat en weinig zegt. Hij is een man, volgens de geschriften, van weinig woorden en dat is juist. Maar als hij wat zegt dan is het welgekozen nu Maria zwanger is en een klacht over haar onwetendheid over haar lippen valt. Ach Jozef, 'k weet het niet… En haar handekens zochten de zijne. Wat zou een arm jong meisje als ik ook weten. Ik voel me kalm als olie; maar als ik bedenk dat het kindeken zoo klein zal zijn, zoo heel, heel klein, dat het zal schreeuwen, en zijn armkens uitsteken, dat het daar naakt zal liggen en kou hebben en dat ik niet zal weten wat ik moet doen, om het te doen zwijgen en te laten leven – o, dan wordt het donker in mij, dan voel ik me zoo klein en nietig, zoo jong en onervaren. Maria zegt ronduit dat ze bang is en het niet weet. Haar moeder zijn op de eerste plaats blijkt uit haar angst voor haar kind in de verre toekomst. Door de engel Gabriël hiervoor geboodschapt. Ik versta het niet…waarom men aan zo’n broos schelpken de last gegeven heeft zulken hogen vrucht te dragen. En ik weet zo weinig. In haar ogen blinken tranen. Maar Jozef begon in haar handekens te kloppen en te troosten: Kom, kom ge maakt verdriet om een ijlen niet. Mijn moeder zaliger zei altijd: moeder zijn moet men niet leren. De stille Jozef redeneert erop los. Kou zal het kind niet hebben…de zolder ligt thuis vol droog hout…we hebben patatten en savooien in ons hofken; ons geitje geeft alle dagen melk; en voor de bevalling moogt ge niet schrikken: ge hebt hiertoe uw vrucht me gemak en zonder last gedragen. Hij ziet dat hij 'pak’ heeft op Maria. Want ze volgt zijn woorden ademloos. Jozef praat door. Op ons dorpke staat de wieg klaar en met oude doeken zullen we windsellappen maken. En, hier schudde Hij zegevierend met zijn vinger: ge weet toch wie het kindeken zal zijn, nietwaar, dat te naaste week dit hutteken met zijn klein wezentje zal verheugen. Dat waren lieve, wijze, woorden van Jozef die het zo goed en bedachtzaam had gezegd…Het gezicht van Maria klaarde helemaal op!
Bron: ‘Het kindeke Jezus in Vlaanderen’ door Felix Timmermans, in de film verteld door schilder Toon Tieland